15. de wraak

Op een dag zat Abraham voor zijn tent bij het eikenbosje. Sinds de ontmoeting met professor Dijkgraaf op de markt in Hebron stond Abram erop dat hij voortaan Abraham genoemd werd, en Sarai Sara. Ook hier had Sara(i) zich uiteindelijk weer zuchtend bij neergelegd. 'Sara!' riep hij. 'We hebben bezoek!' Hij had drie mannen zien naderen. Imposante mannen waren het. Het leken onaantastbare reuzen. Het soort mannen dus, dat je niet tegenspreekt. 

Toen de drie mannen aan de maaltijd zaten die Sara en Abram hen aangeboden hadden, zei één van de drie tegen de oude Sara: 'over een jaar zul je moeder zijn.' Ondanks dat dit mannen waren die je niet tegensprak, trok er een glimlach om Sara's lippen. 'Waarom lach je?' bulderde de man. 'Ik lachte niet', haastte Sara zich, geschrokken. 'Je lachte wel', mopperde de man. 'Daar hou ik niet van.'

Na het eten stond Abraham met de drie uit te kijken over de vlakte. 'Wij zijn gezonden om wraak te nemen op die steden. We zullen ze vernietigen', wees een, op luchtige toon. Abraham twijfelde geen moment dat de drie dat ook werkelijk zouden doen. Een peulenschilletje zou dat voor ze zijn. Hij rechtte zijn oude rug en zei voorzichtig: 'maar als er vijftig burgers onschuldig zijn, doden jullie hen dan ook?' De wreker keek Abram aan. 'Vooruit, die vijftig zal ik sparen. 

Abraham voelde dat er onderhandelingsruimte was. Hij zei: 'En als het er maar veertig zijn?' 'Ook goed', zei de wreker. 'En dertig? Twintig? Tien?' 'Jaja' riep de wreker. Toen Abraham zweeg, sloeg de wreker hem amicaal op zijn rug. 'Jij hebt een grappige manier van onderhandelen, ouwe!' zei hij. 'Meestal willen ze meer, maar jij wil minder!' 

Reacties

Populaire posts van deze blog

41. de haat

36. de verhuizing

24. de landbouwtechniek