Posts

Posts uit mei, 2021 tonen

40. de rouw

Israël stierf. Jozef zag zichzelf, dankzij de zegen die hij gekregen had, als de testamentair executeur. Hij droeg de Egyptenaren op om Israël te balsemen. Ze waren daar veertig dagen mee bezig. Ze zullen daarbij vast ontdekt hebben dat Israël eigenlijk een vrouw was. Uiteraard zijn mensen die balsemen zeer discreet.  Het Egyptische volk rouwde zeventig dagen om Israël. Toen dat voorbij was, vroeg Jozef: 'Misschien wilt u mij nu dan een dienst bewijzen? We willen onze vader in het familiegraf begraven.' Zo gebeurde. Een enorme stoet Egyptenaren trok met Israëls familie mee naar de grot waarin Abraham ook begaven lag. Alleen de schapen, de kinderen en de farao lieten de Israëlieten achter in Gosen.  Jozefs broers zagen hoe voortvarend Jozef alles ter hand genomen had. De kwamen bijeen en zeiden: 'We moeten zorgen dat Jozef geen wraak komt nemen op ons, na alles wat wij hem hebben aangedaan.' Het was even stil. Ze dachten na. Een zei: 'Als we nou eens zeggen dat onze

39. de zegeningen

Israël was geboren als meisje met de naam Jakob. Door zich haar hele leven te identificeren als man - zelfs als stamvader - was ze uitgegroeid tot een echte patriarch. Een patriarch die doet wat haar aanstaat. Een patriarch die de dingen over haar graf wil regelen.  Zodoende ontbood Israël haar zoons bij zich aan het sterfbed. Jozef weifelde... gold die uitnodiging ook voor hem? Israël had Jozefs zoons Manasse en Efraïm náást Ruben en Simeon geplaatst, maar waar bleef Jozef zelf dan? En Manasse en Efraïm evengoed, golden die nu als de zoons, of niet? Jozef vond het maar verwarrend. 'We moeten het maar zien', mompelde hij. 'Je weet het nooit met die ouwe.' Dit was wat Israël zei, met zijn laatste krachten: 'Ruben, jij hebt mijn bed beslapen! Jij zult de voornaamste niet zijn! Simeon en Levi, jullie beramen niets dan geweld. Vervloekt jullie grimmige woede. In jouw handen, Juda, zal de heersersstaf liggen!'  Jozef zuchtte. De heersersstaf was natuurijk in handen v

38. de kleinzoons

Terwijl het volk van Egypte hongerde en tot slaaf werd gemaakt, werd de clan van Israël talrijker en talrijker. Jozef, Israëls lieveling, had al voor de komst van zijn vader een manier moeten vinden om zijn weerzin tegen aanraking te verzoenen met het hebben van een echtgenote. Jozef was door de farao gekoppeld aan Asnat, de dochter van een Egyptische priester. Op een of ander manier was Asnat twee keer zwanger geworden. Asnats zwangerschappen hadden de zonen Manasse en Efraïm opgeleverd.  Abraham (die kinderen kreeg met zijn halfzus), Isaak (die kinderen kreeg met zijn achternicht) en Jakob (die seksuele relaties onderhield met haar beide nichtjes) stonden binnen de clan bekend als de stamvaders . Jozef, die genoegen had genomen met een Egyptische vrouw en die slechts twee zoons had voortgebracht was de eerste in de rij die nooit stamvader werd genoemd.  De oude Israël begon af te takelen. Jozef en zijn zoon bezochten de laatste stamvader op haar sterfbed. Om te trachten de vloek van

37. de slavernij

Jozef en zijn vader Israël ontmoetten elkaar op het land Gosen, dat de farao aan de Israëlieten had gegeven. 'De farao wil u graag ontmoeten', zei Jozef. 'Dat moet dan maar', antwoordde Israël. 'U moet dan zeggen dat u schaapherder bent', drukte Jozef hem op het hart. 'Ja, ik zal toch niet liegen?' zei Israël.  Daar was de farao. 'Ik ben schaapherder!' riep Israël uit. De farao rilde, want Egyptenaren hebben een afschuw van schaapherders. 'Daarom schenk ik u het land van Gosen', sprak de farao. Ik belast u graag met het toezicht op mijn veestapel.' Israël gaf de farao zijn zegenwens. De farao informeerde naar de leeftijd van de oude. Israël antwoordde: 'Honderddertig jaar al duurt dit rotleven!'  Intussen hield de hongersnood aan. Safenat-Paneach beheerde de graanschuren met tirannieke precisie. Als de hongerige Egyptenaren, met wiens graan de schuren gevuld was, hem kwamen smeken om eten, wilde hij altijd iets in ruil. In eer

36. de verhuizing

Ondanks de verzoenende woorden van Jozef, schrokken de broers zich kapot. De man die voor ze stond was Jozef, de dromer die ze jaren geleden aan de de Ismaëlieten hadden verkocht! Die dromer, die alles altijd beter wist, heette nu Safenat-Paneach en was de machtigste man van Egypte! Eén knip van zijn vingers zou genoeg zijn om hen te laten opvoeren aan de krokodillen. Wat deed Jozef? Hij stond daar te huilen! Het lijkt erop dat de kust veilig is, dachten de broers.  De farao vond het dolgezellig dat Safenat-Paneach zijn hele familie uit het oosten naar Egypte wilde halen. 'Er is weliswaar hongersnood, maar dankzij jou is er genoeg in onze graanschuren', zei hij tegen Safenat-Paneach. 'Het gaat om je vader, toch?' vroeg de farao voor de zekerheid. 'Ja, en mijn broers', antwoordde Jozef. 'Oja, ook nog broers.' 'En hun vrouwen, en bijslapen!' voegde Jozef toe. 'Ah, die ook nog!' 'En hun kinderen!' 'Kinderen?' 'Ja, en hùn

35. de ruil

Israël was ontevreden over de zaken die haar zoons in Egypte hadden gedaan. Er was wel wat graan meegekomen, maar lang niet genoeg. Bovendien bleek dat de geldbuidels die als betaalmiddel bedoeld waren, nog in de graanzakken zaten. Israël werd bang. 'Jullie maken mij nog kinderloos', zei ze. 'Jozef is er niet meer, Simeon is er niet meer en nu willen jullie Benjamin ook nog bij me weghalen!'  Er zat niks anders op dan te wachten en de graanvoorraad op te eten. Ze hielden dat ongeveer een jaar uit. Krot nadat het jaar was verstreken, won Israëls honger het van haar angst. 'Ga dan maar!' riep ze. 'Neem mijn Benjamin maar mee! Als ik al mijn kinderen moet verliezen, dan verlies ik ze maar!' Ze gaf de zoons geschenken mee en dezelfde geldzakken. Ze had de bedragen verdubbeld.  Toen Jozef in Egypte zijn jongere broer Benjamin zag was hij hevig ontroerd. Hij wilde zo graag vertellen dat hij het was: Jozef, zijn oudere broer! Hij durfde niet. In plaats daarvan

34. de honger

Safenat-Paneach - zeg maar Jozef - liet grote graanschuren aanleggen. Een aanzienlijk deel van de oogst liet hij daar opslaan voor slechte tijden. Met zijn kijk op de natuur had hij aangevoeld dat die slechte tijden eraan kwamen. Uiteraard had hij gelijk. De slechte tijden waren slechter dan de goede tijden goed geweest waren. Hij hield de schuren gesloten, tot de honger zo hevig was dat hij een heel klein deel van de voorraad ging verkopen. Mondjesmaat! De honger heerste niet alleen in Egypte, ook oostwaarts, in het land van Jozefs vader Israël. Israël stuurde al haar zoons naar Egypte om er graan te kopen. Alleen Benjamin hield ze bij zich. Haar verdriet om Jozef was nog even groot als vlak na de aankondiging van zijn dood.  De broers meldden zich bij Jozef. Ze herkenden hem niet, maar hij hen wel. 'Israël stuurde ons, al zijn zoons, om u te smeken om graan', zeiden ze. 'Nee', zei Jozef. 'Er mist één zoon. Benjamin ontbreekt.' De broers hadden al gehoord over

33. de uitleg

Jozefs voorspellingen kwamen uit. Drie dagen nadat Jozef de dromen van de schenker en de bakker had had uitgelegd, verleende de Farao hen gratie vanwege zijn eigen verjaardag. De schenker werd weer schenker, maar de bakker werd opgehangen. De schenker was blij. De bakker was dood.  Twee jaar later had de Farao zelf een droom die hem verontrustte. Hij droomde over vette en over magere koeien. Hij droomde over magere korenaren die de dikke korenaren opaten. De Farao was zeer verontrust. De korenaren zijn bedoeld voor de mensen, niet voor de korenaren zelf!  De Farao vertelde al zijn raadgevers over zijn droom. Hij wilde eten wat de droom te betekenen had, maar niemands uitleg beviel hem. Zijn opperschenker vertelde hem over Jozefs droomvoorspellingen, 'Die man zit nog steeds in de gevangenis?' riep de Farao uit. 'Breng hem hier!'  Jozef begreep de droom van de Farao. De droom ging over de economie van Egypte. Jozef wekte zoveel vertrouwen, dat de Farao hem Sefenat-Paneach

32. het juiste

Jozef was door zijn broers verkocht als slaaf. Hij kwam terecht in Egypte, bij een meester die snel veel vertrouwen in hem kreeg. Jozef was nog onveranderd plichtsgetrouw en secuur. Liegen deed hij niet; hij zou het niet eens kunnen. Jozef was adembenemend mooi. Hij had zachte ogen en zeer lange wimpers. De vrouw van Jozefs meester probeerde hem te verleiden, maar Jozef ging daar net op in. Hij begreep haar dubbelzinnige signalen niet. Zelfs als hij ze begreep liet hij zich niet verleiden. Hij vond het ongepast. Bovendien hield hij er niet van om aangeraakt te worden.  Op een dag pakte zijn meesteres hem vast. Jozef schrok daar zo van, dat hij zich losrukte en er vandoor ging. De vrouw stond met zijn bovenkleed in haar handen. Ze voelde zich afgewezen en was daardoor bijzonder gekrenkt. Ze wilde nu helemaal van Jozef af. 'Help!' riep ze. 'Die Hebreeër wilde me aanranden!' Haar verhaal werd gemakkelijk geloofd, omdat Jozefs bovenkleed bij haar was achtergebleven. Jozef h

31. de zwagerplicht

Israëls zoon Juda vond het niet meer zo gezellig bij zijn broers, sinds Jozef was verkocht. Juda besloot de karavaan te verlaten. Hij sloot zich aan bij een andere karavaan, waar hij al snel een mooi meisje ontmoette. Kort daarop kreeg hij met haar drie kinderen: Er, Onan en Sela. Toen Er groot genoeg was, koos Juda een meisje voor hem uit om mee te trouwen. Ze heette Tamar. Het huwelijk met Tamar was nog nauwelijks voltrokken of Er stierf.  Het was in deze tijd de gewoonte dat de jongere broer van Er zijn zwagerplicht deed. Zwagerplicht hield in dat Onan, uit naam van de dode Er, bij Tamar een kind ging verwekken. Hij was de pineut, dus. Tamar en Onan deden wat de traditie hen opgedragen had. Telkens wanneer hij in haar lichaam bijna tot een hoogtepunt kwam, trok hij zich uit haar terug. Zijn zaad kreeg zij overal, maar niet waar er kinderen van kwamen. Het zat hem dwars dat hij van het eventuele kind nooit de vader zou zijn, want volgens de traditie bleef Er dat, ondanks dat hij dood

30. de broers

Het talrijke nageslacht van Abraham was niet alleen succesvol als veehouder. Hun eigen voortplanting ging ook erg voorspoedig. Hoe gaat dat, in een Harem... Ezau bijvoorbeeld, die kreeg Oholibama bij Ana en bij Oholibama verwekte hij Jeüs, Jalam en Korach. Enzovoort. Het werd zo druk op het land met al dat vee en al die mensen, dat Ezau wegtrok. Hij had aan Israël (Jakob dus) gezien dat vertrekken en van naam veranderen een succesformule is. Ezau wilde voortaan Elom genoemd worden.  Israël (je weet wel wie we bedoelen) bleef achter in het land van Kanaän. Haar zoon Jozef was haar lieveling. Zij liet hem een kleurig bovenkleed dragen. Jozef hield Israël graag op de hoogte van de praatjes van zijn oudere broers in de wei. Jozef was een dromerig type. De dromen die hij had, deelde hij met zijn broers. 'Ik droomde dat alle hooibergen voor mijn hooiberg een buiging maakten', zei hij bijvoorbeeld. Maar ook: 'Ik droomde dat de zon, de maan en de sterren voor mij bogen'. Jozef

29. de doden

Jakob was ongelukkig. Haar dochter was verkracht en haar zoons hadden als vergelding een hele stad uitgemoord. Een hele stad! Het leek Jakob nu beter om de benen te nemen. Wegtrekken wilde ze, maar ook boete doen. Nadat ze vertrokken waren kreeg Jakob een inzicht. 'Rachel', zei ze, 'Het is beter als je afstand doet van de relieken van je vader. Het voelt niet goed om die bij ons te houden.' Rachel gaf ze met tegenzin en Jakob begroef ze onder een boom.  Nog verderop ontmoette Jakob een man die haar bekend voorkwam. Hij rook lekker en hij was zachtmoedig. Jakob schrok: dit was haar minnaar van de nacht bij de rivier! Haar hart en haar baarmoeder maakten een sprongetje. Weemoedig zag ze de man weer vertrekken. Jakob begreep dat deze liefde niet kon. Gelukkig voelde ze dat ze zijn vrucht in zich droeg. Niet lang daarna beviel Jakob van een zoon. Rachel zei: 'Ben-Oni, dat is een leuke naam!' 'Onzin', zei Jakob. 'We noemen hem Benjamin.'  Rachel voeld

28. de verkrachting

Jakob was teruggekeerd was in haar land. Ze had vrede gesloten met haar broer Ezau en had zich daarna met haar harem vlakbij de stad Sichem gevestigd. In Sichem heerste koning Chamor. Chamor had zijn zoon Sichem genoemd, wat een beetje wonderlijk was, omdat de stad waar hij woonde óók al zo heette. In de harem van Jakob waren niet alleen zonen. Er was één dochter; ze heette Dina. Op een dag ging Dina Sichem bekijken. Ze bedoelde de stad, maar trof daar de koningszoon.  Sichem begreep Dina's belangstelling voor Sichem helemaal verkeerd. Dat misverstand leidde ertoe dat hij haar overrompelde. Hij hield zich niet in. Hij randde haar aan. Hij verkrachtte haar. Hij kon zijn driften niet beheersen. Zijn verkrachting was een heel onhandige manier om haar te vertellen dat hij erg van haar onder de indruk was. Hij was smoorverliefd op haar!  Chamor hoorde van de verkrachting en van de verliefdheid van zijn zoon. De koning besloot meteen te handelen. Hij haastte zich naar Jakob. Hij bood dez

27. de angst

Nadat Laban definitief afscheid had genomen van zijn dochters en kleinkinderen, trok de hele troupe verder. Steeds meer naderden ze Jakobs geboorteland, het land waar Ezau woonde. Ezau, wiens eerstgeboorterecht Jakob ontnomen had. Naarmate de tocht vorderde werd Jakob steeds nerveuzer. Eerst stuurde ze verkenners vooruit. De verkenners kwamen terug met de mededeling dat Ezau onderweg was met vierhonderd man. Oei! Jakob verdeelde zijn gezelschap in tweeën. Haar gedachte was: als Ezau een groep doodt, is de andere groep nog over. Vervolgens maakte ze nog kleinere groepen, van knechten en vee. Alle groepen kregen van haar de opdracht mee om zichzelf onmiddellijk aan Ezau aan te bieden, als geschenk van zijn broer Jakob. Ze stuurde iedereen vooruit, maar bleef zelf achter aan de rivieroever.  Terwijl iedereen de gevaarlijke Ezau tegemoet liep, legde Jakob zich bij het water te slapen. Daar, onder de duistere sterrenhemel, naderde haar een onbekende man. Een zachtmoedige man, die lekker roo

26. de vergelding

Toen Rachels zoon Jozef werd geboren, had Jakob twintig jaar voor Laban gewerkt. Ze vond het genoeg geweest, ze verlangde terug naar huis. Jakob had in al die tijd de kudde van Laban honderd keer groter gemaakt, dankzij de landbouwtechniek, die ze zo goed beheerste. 'U weet hoe hard ik gewerkt heb; het wordt tijd om voor mezelf te beginnen', zei Jakob tegen haar schoonvader. 'Zeg maar wat ik je moet geven', zei Laban gul.  Jakob was net haar opa. Ook die verwarde gulheid met geknecht worden. Alles moest verdiend worden, of anders met een list ontfutseld. Jakob zei dus: 'Laat mij uw kudde hoeden en geef me dan alleen de zwarte schapen en de gespikkelde geiten.' Laban haalde zijn schouders op. 'Wat je wil', zei hij. Jakob ging aan het werk met haar landbouwtechnieken. Opeens werden er alleen nog gespikkelde geiten en zwarte schapen geboren. Jakobs kudde werd groter en groter. Landbouwtechnieken of niet, er kwamen ook nog kamelen, ezels, slaven en slavinnen

25. de harem

Lea was nu de echtgenote van Jakob, maar haar zuster was dat ook. Het was duidelijk dat Jakob en Rachel nog even gek op elkaar waren als toen ze elkaar zeven jaar geleden voor het eerst gezien hadden. Lea voelde zich buitengesloten. Ze verlangde naar een kind voor zichzelf, om zich verbonden te voelen. Ze begreep al snel dat ze van de terebint-piemel van Jakob weinig kon verwachten. Toch kreeg Lea het voor elkaar om zwanger te worden. Jakob begreep niet hoe ze het gedaan had, maar zij was, als aanstaande vader, toch blij. Haar mannelijkheid werd erdoor bekrachtigd. Lea herhaalde haar kunstje vier keer, waardoor er nu vier zoons in het gezin waren: Ruben, Simeon, Levi en Juda.  Rachel was verdrietig en jaloers. Ze smeekte Jakob om haar ook kinderen te schenken. Jakob voelde een grote verantwoordelijkheid. Aan het zaad van een ram kon Jakob wel komen, maar het zaad van en mens? Ze vroeg daarom Lea om raad, maar die weigerde haar methode prijs te geven. Rachel bood aan om haar slavin Bilh

24. de landbouwtechniek

Jakob had zeven jaar nagedacht hoe de huwelijksnacht zou moeten verlopen. Jakob vermoedde dat wat de dieren in het veld doen als ze bronstig zijn, vast lijkt op hoe de mensenkinderen tot stand gebracht worden. Jakob begreep ook dat zijzelf in dit spel het vrouwtjesdier was, domweg omdat ze tussen haar benen die piemel niet had. Ze mocht van geluk spreken dat haar borsten zich niet erg ontwikkelden en dat ze die verborgen kon houden onder de doeken die ze om haar borst wikkelde.  Jakob had ook ontdekt dat de vrouwtjesdieren die bronstig waren gemakkelijk gefopt konden worden met de jonge takken van populieren, amandelbomen en platanen. Het zachte hout kon goed doorgaan voor de stijfgeworden piemel van een mannetjesdier. Jakob deed daarmee een belangrijke uitvinding. Ze kon de mannetjesdieren van de vrouwtjesdieren gescheiden houden, terwijl er toch steeds lammeren en kalveren geboren werden. Het zaad dat nodig was voor deze kunstmatige bevruchting kon Jakob in een kruik opvangen bij de

23. het bedrog

Ezau was woest dat Jakob hem zijn rechten had ontnomen. Hij zon op wraak. Rebekka droeg Jakob op om te vluchten. 'Ga naar mijn broer Laban en hou je koest tot Ezau is afgekoeld', zei ze. Toen Ezau merkte dat Jakob vertrokken was, speldde Rebekka hem op de mouw dat Jakob naar het oosten was gegaan om een vrouw te halen. 'Een echte incestvrouw, zoals het hoort'. Ezau was zelf getrouwd met twee Hethitische vrouwen. Rebekka's opmerking was dus een beetje vals. In de hoop zijn moeder te paaien trouwde hij ook nog met Malachat, de dochter van zijn oom annex buitenbeentje Ismaël.  Jakob trok intussen alleen door de woestijn. 's Nachts legde ze haar hoofd op een steen en sliep. Ze droomde van een ladder, die zo hoog was als de wolken. Jakob legde deze droom uit als een teken. Ze moest klimmen om boven iedereen uit te reiken. Ze moest het pad, dat ze met haar moeder had gekozen, vervolgen.  Dagen hierna kwam ze aan bij Laban. Allereerst praatte ze met enkele herders van

22. de tweeling

Isaak werd bij de bevalling zo in beslag genomen door zijn eerstgeboren zoon, dat hij weinig oog had voor het tweede kind dat Rebekka die dag baarde. Om die eerstgeborene in zijn armen te nemen, moest Isaak eerst het kleine vuistje losmaken om het been van het kind. Dat vuistje was van het andere kind, waarover Rebekka zich ontfermde. Dat was een meisje. Rebekka wikkelde haar jongste kind in een doek en hield haar geslacht geheim, omdat ze wist dat in haar familie de meisjes weinig kansen kregen.  Nooit zou Rebekka het geslacht van haar oogappel onthullen. Ze noemde het meisje Jakob. Dat leek haar een kloeke, mannelijke naam, die weinig argwaan zou wekken. Isaac had de oudste van de tweeling, een stevige baby met woest rood haar, Ezau genoemd. Ezau hield ervan om buiten op avontuur te gaan, terwijl Jakob liever bij de tenten bleef, waarin het gezin woonde.  Op een dag kwam Ezau thuis terwijl Jakob aan het koken was. 'Geef mij eens wat', zei Ezau, tamelijk lomp. 'Alleen als

21. een leven

Wat valt er over Isaak, de erfgenaam van Abraham te vertellen? Het leven dat hij leefde leek erg op hoe zijn erflater hem had voorgeleefd. Isaaks vrouw Rebekka leek eerst, net als zijn moeder Sara, onvruchtbaar. Toen Isaak bij de god van z'n vader smeekte om nageslacht, werd Rebekka alsnog zwanger. Ze bracht een tweeling ter wereld. Hoewel de kinderen weliswaar gelijktijdig waren verwekt, kwamen ze niet gelijktijdig naar buiten. Het jongetje kwam als eerste. Het meisje hield haar broertjes been vast, toen ze direct na hem geboren werd. Het ging toch een beetje anders dan bij Abraham. Isaaks gezin werd echter, net als Abraham, overvallen door hongersnood. Ook Isaak besloot om met zijn gezin te verhuizen naar vruchtbaarder gebied. Ook Isaak was in het nieuwe land bang voor de mannen die lonkten naar zijn vrouw en Isaak ging ook, net als zijn vader, tegen de koning van het nieuwe land zeggen dat Rebekka zijn zuster was. In Abrahams geval was dat de waarheid, maar Rebekka was Isaaks ac

20. het nageslacht

Sara stierf. Abraham trof haar dood aan in haar tent. Hij rouwde naast haar baar. Daarna vroeg hij de Hethieten toestemming om haar te begraven in de grot, die hij had uitgekozen. 'Natuurlijk', zei Efron de Hethiet, 'ik schenk je de grot en de akker waar hij in ligt!' Abraham houdt er echter niet van als mensen hem iets geven. Dan moet hij dankbaar zijn en Abraham wilde alleen dankbaarheid betuigen aan zijn god. Vierhonderd zilveren sjekels wilde Abraham betalen, niet minder.  Hoe moest het nu verder met dat talrijke nageslacht? Sara was dood; Abraham geloofde niet dat de dode Sara hem nog kinderen zou schenken. Ismaël zat in de woestijn, en trouwens, die telde niet helemaal mee, want hij was de zoon van een Egyptische, en niet, zoals het hoorde, via incest tot stand gekomen. Abraham ontbood zijn oudste knecht en zei: 'steek je hand 'ns in mijn broek?' De knecht deed het. Abraham voelde en dacht na. 'Isaak moet het maar doen.' Hij keek de knecht aan.

19. het offer

In Abrahams hoofd waren doorslaggevende dromen en de ontmoetingen waar hij waarde aan gehecht had met elkaar verweven. Het was louter idolatie, wat hij voelde voor Robbert Dijkgraaf. De wrekers van Sodom en Gomorra, die de komst van Isaak hadden voorspeld, moesten in de ogen van Abraham wel engelen zijn... engelen van zijn idool, zijn god. Het moest ook god geweest zijn die de Farao en koning Abimelech gestraft had voor hun verlangen om seks te hebben met Sara. Abrahams god was een knorrige god. In de traditie van Kaïn en Abel moest er vlees voor deze god verbrand worden. Abraham dacht dat god van de geur van verbrand vlees hield.  Abraham had zich in zijn hoofd gehaald dat deze god van hem nu het ultieme offer verwachtte. De god van Abraham eiste dat Isaak op een berg werd gebracht, werd gedood en werd verbrand door hem, zijn vader. Abraham verbeeldde zich dat hij met deze daad zijn trouw aan god toonde. En daar had hij natuurlijk gelijk in! Het leek Abraham beter om zijn plan niet m

18. de herhalingen

Abraham was, voor een nomade, wel erg lang in het eikenbosje gebleven! Vlak voor zijn honderdste verjaardag verkaste hij naar het zuiden. Hij verbleef enige tijd bij de Filistijnen, waar koning Abimelech heerste. Misschien uit hebzucht, maar misschien ook omdat hij echt bang was, verviel Abraham tot zijn oude list . Opnieuw zei hij tegen Sara dat ze zich moest uitgeven voor zijn zus. Opnieuw liet de koning Sara ophalen, met de bedoeling om 'ns lekker van bil te gaan met deze ervaren vrouw. Opnieuw kwam het uit en opnieuw leverde het Abraham een enorme buit op, 'als genoegdoening'. 'Waarom heb je gelogen?' vroeg Abimelech. Abraham zei: 'maar ze is echt mijn zus! Sara en ik hebben dezelfde vader!' Ook incest is een familietrekje ! Lots incest leverde twee kinderen op, hoe zou dat met Abraham gaan? Kort daarop, toen ze negentig jaar was, baarde Sara haar eerste kind: Isaak. Ondanks het voorval met Abimelech wist Abraham zeker dat hij de vader was van zijn neefj

17. de grot

Er zijn mensen die zeggen dat de steden Sodom en Gomorra door de wrekers verwoest zijn omdat de bewoners ongastvrij waren, de armen mishandelden, vreemdgingen en logen. Weer anderen beweren dat het de seks was, die de bewoners met elkaar bedacht hadden en uitvoerden. Seks, op manieren die weinig nut hadden voor de voortplanting. Seks van mannen onderling, of van vrouwen. Seks met méér dan twee mensen. Seks in je eentje. Seks met dieren. Seks met planten of voorwerpen. Seks met kinderen. Vreemdgaan dus, en daar dan over liegen. Ongastvrij tegenover seks staan, of juist seks combineren met mishandelingen. Als je eenmaal over de mogelijkheden gaat fantaseren, dan is dit hoofdstuk snel vol.  Lot had zijn dochters veel binnengehouden. Op de dag dat de wrekers kwamen waren ze nog maagd. Toch zullen de dochters, zelfs terwijl ze binnen waren, best iets meegekregen hebben van de sfeer van de stad. Ze wisten heus wel hoe de vork aan de steel zat. Ze wisten wat op de hele wereld de gewoonte was,

16. de verwoesting

Lot, de neef van Abraham, woonde in Sodom, de stad die de wrekers kwamen vernietigen. Toevallig zat Lot bij de stadspoort, toen de wrekers naderden. Net als zijn oom nodigde hij de wrekers bij hem thuis uit. De wrekers stribbelden tegen, maar Lot was erg vasthoudend. Blijkbaar zag hij iets in hen. Lot had wel eerder een onhandige keuze gemaakt. De andere inwoners van Sodom zagen de wrekers bij Lot binnengaan en dat beviel ze niks. Ze dromden samen bij Lots huis. Ze riepen; 'breng de mannen naar buiten! We willen ze nemen!' Zoals gezegd, Lot nam soms wonderlijke beslissingen. Hij stapte naar buiten en zei tot de menigte: 'mijn twee dochters, allebei nog maagd, die mogen jullie nemen, maar de mannen blijven bij mij!' Daar kwam de menigte niet voor, dus ze duwden Lot aan de kant en probeerden het huis binnen te dringen. Ze hadden de wrekers onderschat. Met één machtige slag sloegen ze de hele menigte blind. Dat kwam ervan! Toen de wrekers weer binnen waren, vertelden ze L

15. de wraak

Op een dag zat Abraham voor zijn tent bij het eikenbosje. Sinds de ontmoeting met professor Dijkgraaf op de markt in Hebron stond Abram erop dat hij voortaan Abraham genoemd werd, en Sarai Sara. Ook hier had Sara(i) zich uiteindelijk weer zuchtend bij neergelegd. 'Sara!' riep hij. 'We hebben bezoek!' Hij had drie mannen zien naderen. Imposante mannen waren het. Het leken onaantastbare reuzen. Het soort mannen dus, dat je niet tegenspreekt.  Toen de drie mannen aan de maaltijd zaten die Sara en Abram hen aangeboden hadden, zei één van de drie tegen de oude Sara: 'over een jaar zul je moeder zijn.' Ondanks dat dit mannen waren die je niet tegensprak, trok er een glimlach om Sara's lippen. 'Waarom lach je?' bulderde de man. 'Ik lachte niet', haastte Sara zich, geschrokken. 'Je lachte wel', mopperde de man. 'Daar hou ik niet van.' Na het eten stond Abraham met de drie uit te kijken over de vlakte. 'Wij zijn gezonden om wraak t

14. de namen

Sarai en Abram waren samen naar de markt in Hebron gegaan, om verband te kopen voor zijn bloedende zaakje. Abram liep een beetje moeilijk. Dat kwam van de ouderdom, maar natuurlijk ook omdat hij op een cruciale plaats gewond was. 'Hmpf', zei hij bij elke stap. Sarais geduld was op. Ze ging voor haar man uitlopen, want het gestrompel en gesteun van de oude beviel haar niet.  Toevallig was Robbert Dijkgraaf die dag ook in Hebron. Hij had een lezing gegeven op de plaatselijke universiteit. Hij ging een luchtje scheppen op de markt. Abram zag hem lopen. 'Professor, professor!' riep hij uit. Opeens lukte het heel aardig om de pas erin te zetten. Abram bedacht dat het ook leuk was als Sarai de professor eens zou ontmoeten. Abram vermoedde dat Sarai dacht dat de professor eigenlijk een verzinsel van hem was. Hij moest haar roepen, zodat zij de professor met haar eigen ogen kon zien. 'Saraai!' riep Abram. Saraaaaa-i!' Sarai liep tegen de negentig. Ze werd een beetje

13. de piemels

Nadat ze weggestuurd was, had Hagar weinig andere keus dan de woestijn in te lopen. De woestijn is uitgestrekt en warm en geen goede plek voor een zwangere vrouw. Bij de laatste waterbron kreeg Hagar er spijt van hoe ze Sarai had uitgedaagd. Ze begreep dat ze terug moest gaan en Sarai om vergeving smeken. Uitgeput en uitgedroogd kwam ze bij het eikenbosje. Tot haar opluchting was Sarai bereid om haar weer in haar huishouding op te nemen. Kort daarna beviel Hagar van een zoon, van wie Abram zei dat hij Ismaël moest heten. Hagar en Abram werden via Ismaël de stamouders van alle Arabieren. Missie geslaagd, zou je zeggen, maar Abram was nog steeds ontevreden. De gedachte dat het zaad van de Farao na al die jaren misschien nog kon ontbotten in zijn vrouw Sarai, maakte hem op voorhand jaloers. Hij moest en zou een zoon verwekken bij Sarai. Hij bekeek zijn honderdjarige piemel, die dat werk moest doen. Hij zag ook wel dat dat problematisch kon zijn.  Die nacht droomde hij van de professor in

12. de slavin

Zijn overwinning op Kedorlaomer had Abram veranderd van een zwijgzame boskluizenaar in een patriarch met het aanzien van ieder. Alleen, een echte patriarch was hij toch niet, want kinderen had hij niet. Dat begon hem behoorlijk dwars te zitten. Hij had de laatste tijd ook aanhoudend dromen over zijn talrijke nageslacht. Nachtmerries waren het, waarin zijn kinderen en kleinkinderen werden weggevoerd uit het eikenbosje en tot slaaf gemaakt.  Sarai, Abrams vrouw, zag wel dat haar echtgenoot leed onder de kinderloosheid. 'Liever slaven als kinderen, dan helemaal geen kinderen', zei hij. Sarai gunde haar eventuele kinderen toch andere carrières. Ze zag haar man echter niet graag zo verdrietig en zo boos. Ze zei: 'Hagar, mijn Egyptische slavin is een vruchtbare vrouw. Probeer je het eens bij haar?'  Sarai had gelijk gehad, want in no time was Hagar zwanger. Hagar pronkte met haar buik. Voortdurend zei ze tegen Sarai: 'Kijk, ik draag het kind van jouw man, en jij lekker ni

11. de rijkdom

Abram had lekker verdiend aan het onderonsje van de Farao met zijn vrouw Sarai. Hij vertrok met zoveel vee en mensen weg uit Egypte, dat er te weinig land was om alle monden te voeden. Het leek Abram daarom beter om de karavaan te splitsen in twee groepen: de groep van zijn neef Lot en de groep van hemzelf. Hij keek met Lot uit over het land en vroeg hem om te kiezen: naar rechts of naar links? Links was het land dor, maar rechts, op weg naar de steden Sodom en Gomorra was het land vruchtbaar. Lot koos voor het vruchtbare land.  Abram vestigde zich in het eikenbosje van Hebron. Hij blaakte van zelfvertrouwen, omdat hij voelde dat Lot de verkeerde keus gemaakt had. In het vruchtbare land was iedereen oorlog aan het voeren, met opstanden, bondgenootschappen, onderwerpingen en vluchtelingen. Dertien jaar lang strijd. Wat een werk! Abram was blij dat hij in zijn eikenbosje zat. Bovendien was het slim, want in het eikenbosje zitten kost geen geld, maar oorlogvoeren wel.  Er kwamen wel eens

10. de zus

Abram en zijn karavaan reisden steeds verder naar het zuidwesten, in de richting die de professor gewezen had. Was Abram daar net een beetje gesetteld, brak er een hongersnood uit! Opnieuw pakten Abram en de troupe hun boeltje en vertrokken. Zuidwestwaarts, uiteraard, tot in Egypte. Iedereen weet dat Egypte een grote verzengende zandvlakte is waar één rivier doorheen kronkelt. Aan die rivier woont de Farao met zijn volk.  Abram maakte zich zorgen omdat hij Sarai bij zich had. Sarai was een prachtige, nobele vrouw, die door elke man begeerd werd. Abram vreesde dat die Egyptische barbaren hem, Abram, zouden doodslaan om hem zodoende zijn vrouw te ontfutselen. Abram verzon een list. Hij zei tegen Sarai: 'zeg maar dat je mijn zus bent, want dan laten ze me wel met rust!'  Abram had het goed gezien. De komst van de prachtige, nobele Sarai was al snel zelfs bij de Farao bekend. De Farao liet Sarai ophalen, in ruil voor schapen, geiten, runderen, ezels, slaven, slavinnen, ezelinnen en

9. het gesprek

Abram was een nakomeling van Sem, de oudste zoon van Noach. Abram woonde in de stad Ur. Op een dag liep hij daar professor Dijkgraaf tegen het lijf. Je zult wel denken: maar die Dijkgraaf, van die tuin van Adam en Eva, die zal toch al duizenden jaren geleden zijn gestorven? De professor zegt echter: 'tijd is een dimensie'. Dat is behoorlijk moeilijk te begrijpen, maar het verklaart misschien waarom hij daar dus in Ur was.  Voor de professor is tijd een dimensie, maar Abram was ook al behoorlijk op leeftijd. Hij wist van de tuin, want het verhaal daarover was van generatie op generatie doorverteld. 'Ach, die prachtige tuin!' zei Abram tegen professor Dijkgraaf. 'Nou', lachte de professor, 'die is inmiddels anders flink verwilderd! Maar ik weet wel een ander stukje land. Dat lijkt op de tuin.' De professor wees Abram met zijn had welke kant Abram moest gaan om het land te vinden.  Abram was door het dolle! Op mijn magere benen wandelde hij snel naar huis o

8. de toren

In Sinear, het land van Koning Nimrod, ontstond het plan om de hoogste toren te bouwen. Dat kwam zo: het was de mensen van Sinear al gelukt om een huis te bouwen op het dak van een ander huis. Er was dan wel een trap nodig om in het bovenste huis te komen. Iemand opperde dat met een extra lange trap er misschien nog wel een derde huis aan zo'n bouwwerk kon worden toegevoegd. Toen dit idee geboren was, was er geen houden aan, want de mensen uit Sinear konden inmiddels wel verder tellen dan drie.  Uit het hele land werden vaklieden gehaald om te werken aan de grote toren midden in de woestijn. 'We moeten de tichelen zelf bakken, want er zijn hier geen stiens', zei een vakvrouw uit het noorden. 'Tichelen? Wat zijn dat?' vroeg een vakman uit het westen, 'en trouwens, er is vooral een probleem met de leem, want die is hier niet.' 'Maar wel mastiek!' riep een vakman uit het oosten. 'Koolteer, bedoel je!' 'Nee, ze bedoelt pek!' 'Bedoel j

5. het schip

Noach, nakomeling van Seth, was ruim vijfhonderd jaar oud. Hij had drie volwassen zoons. Toch hij blaakte hij nog van de levenslust. De opvoeding van zijn drie jongens was volbracht, dus het leek we alsof zijn levenswerk klaar was. Nog meer kinderen krijgen, dat leek hem niet nodig. Hij dacht dat het beter was om een grote schuilplaats te gaan maken, voor als de wereld mocht komen te overstromen.  Een enorm schip moest het worden van multiplex, 200 meter lang, 35 meter breed en twintig meter hoog. De ark zou drie verdiepingen krijgen met boxen en aan de zijkant een ingang. Als de boot af was, ging hij hem van binnen en van buiten bestrijken met pek. Die boxen had Noach bedoeld voor alle landdieren waar Adam de namen voor verzonnen had. Er waren dagen dat Noach aan het timmeren was en dat hij Adam vervloekte; wat veel dieren waren er! En voor al die dieren moest hij ook nog mondvoorraad aanleggen! Toen het schip klaar was duurde het nog tientallen jaren voordat het eindelijk begon te re

6. de olijftak

Noach was gestrand op de berg Ararat met zijn ark, met zijn gezin en met alle dieren die hij aan boord gebracht had. Overal om hen heen was water. Ze waren al dik zeven maanden op het schip; je kunt je voorstellen dat het er behoorlijk begon te stinken. Noach opende het luik om een raaf los te laten. Hij had bedacht dat als de raaf niet zou terugkeren, hij blijkbaar ergens in de watervlakte een plek gevonden had om te zitten. De raaf kwam echter terug. Er was geen plek om te zitten, of anders miste hij de ark of zijn partner die daar was achtergebleven. Raven zijn erg trouw.  Hmmm, dacht Noach. Ik kan voor deze taak beter een vogel nemen die minder trouw is. Die wegblijft, als er een fijn plekje is. Dan weten we eindelijk of de fijne plekjes er nog zijn! Hij koos de duif. Noach had niet bedacht dat een weggebleven duif ook een dode duif kon betekenen.  Maar de duif kwam wel terug! In zijn snavel droeg hij een olijfblad. Terwijl ze met z'n allen in die stinkende ark gezeten hadden,

7. de naaktheid

Nadat Noach zijn gezin en alle dieren gered had, zat hij op de drempel van zijn ark. Een grote leegte maakte zich van hem meester. Opnieuw had hij een groot levenswerk afgerond. Wat had het hem opgeleverd? De wereld zoals hij die kende uit zijn jeugd was weggevaagd. De dieren die hij gered had waren erop uitgetrokken. De kolossale ark die hij gebouwd had stond op een bergtop en zou wel nooit meer varen. Iedere keer als Noach de regenboog zag, werd hij overspoeld door een mengsel van gevoelens: angst voor de regen, trots dat zijn missie geslaagd was maar ook vage hoop dat de ark nog eens zou uitvaren.  Noach laafde zich aan de wijn die hij gemaakt had van de druiven van zijn wijngaard. Hij laafde zich misschien iets meer dan goed voor hem was, want regelmatig was hij stomdronken. Dan lag hij naakt in zijn tent. Was hij niet net als zijn voorvader Adam, de enige mens? Adam was toch ook naakt? Die liep toch ook steeds met Eva te wippen, daar in de tuin van de professor? Alleen hadden Adam

4. de kinderen

Vervelen deden Adam en Eva zich niet meer, eenmaal buiten de tuin. Adam ging het land bewerken en dat was zwaar werk. Eva beviel van twee zoons en dat was misschien nog wel zwaarder werk. Adam en Eva waren de eersten die ooit een mensenbaby zagen. Ze hadden zelf geen jeugd gehad en ook geen ouders om aan te vragen wat nou eigenlijk de bedoeling was als je een kind kreeg.  De schoonheid van de tuin van Robert Dijkgraaf hadden Eva en Adam wel onthouden. De laatste roes, veroorzaakt door de vrucht, had ook echter onuitwisbaar indruk gemaakt. Als het leven moeilijk was - en dat was het, als jonge ouders in de wildernis - namen ze er soms eentje, om even te ontsnappen. Het was een roesje, dat Eva door de bevallingen geholpen had. Dus ook als hun zoons het moeilijk hadden, leerden ze al snel om zich over te geven aan roes, als die voor handen was.  Waarschijnlijk was het de roes die Kaïn en Abel op het merkwaardige idee gebracht had om dat waar ze ieder het meest van hielden in brand te gaan

1. het begin

HOOFDSTUK 1 Lang geleden, zo lang terug als mensen nooit kunnen reizen of meten, noemt Robert Dijkgraaf eerst de hemel en daarna de aarde. Alles is woest en leeg en donker. Daarom zegt professor Dijkgraaf: 'Licht!' En er was licht.  Zoals hij de hemel van de aarde had gescheiden, zo deed hij het met het licht en de duisternis. Licht noemde hij dag en duister noemde hij nacht. En het water en het droge. Gewoon, door het zo te noemen. Hij noemde duizenden bloempjes, die hun kopjes opstaken tussen de grauwe kluiten. Gras, bomen, vruchten, planten... hij noemde het allemaal.  De zon, die noemde hij bij de dag en zachte verlichting van de nacht noemde de maan en de sterren. De wateren wemelden van vissen: de vorentjes en de walvissen. De lucht van vogels, de grote sterke adelaar en de kleine mus. Allemaal hun verschillend, allemaal met hun eigen aard. En de dieren.  Als laatste noemt Robert Dijkgraaf de mensen. Adam en Eva, noemt hij ze. 'Je kunt alles gebruiken', zegt de pr

3. de slang

Hoe lang blijft een paradijs een paradijs? Er kwam een moment waarop Adam vond dat hij voor alles wel een naam verzonnen had. Er kwam een moment, waarop Eva wel eens met iemand anders van gedachte wilde wisselen, dan steeds maar met Adam. Adam had wel een lekker kontje, maar Eva had het leuk gevonden om ook een naam voor iets te verzinnen, en dat Adam dan gezegd zou hebben: 'ja, die naam nemen we!' Maar het was vooral verveling, dat Eva die ene vrucht ging proberen. Het was de vrucht die Adam 'de verboden vrucht' genoemd had. Eva vond dat een goede naam, omdat de vrucht er gevaarlijk uitzag. In de boom waar de vrucht aanhing, was bovendien een slang. Zou Robert Dijkgraaf gedacht hebben dat de eerste mensen niet bang zouden zijn voor slangen?  Eva plukte de verboden vrucht en riep Adam. Ze zei: 'Ik wil hem toch proberen' en ze nam een hap. Adam nam ook een hap. De vrucht die uit de slangenboom kwam en die er gevaarlijk uitzag viel niet goed. Adam voelde zich rill

2. het cadeau

Robert Dijkgraaf houdt van de hele natuur, maar de mensen hebben toch een speciaal plekje in zijn hart. Met mensen kan hij praten, terwijl je met de natuur niet meer kan doen dan proberen om die te doorgronden. Vooral Adam en Eva, de eerste mensen: de professor zag ze graag.  Robert Dijkgraaf wilde Adam en Eva een beetje op weg helpen. Daarom koos hij de aangenaamste plek op aarde. Hij plantte daar de bomen met de lekkerste vruchten. Hij liet er echt lieve dieren rondlopen. Dieren die zich bijvoorbeeld niet te hevig verzetten als Adam en Eva hun vruchten gingen plukken (en dan bedoelt de professor hun melk, hun eieren en hun vlees).  Robert Dijkgraaf genoot van de creativiteit en de nieuwsgierigheid van Adam en Eva. Alles wat maar op een vrucht leek gingen Adam en Eva proberen. Als het er maar rond en sappig uitzag, dan zetten ze er hun tanden in. Onvermijdelijk leerden ze van alles: wat lekker was en wat niet. Adam vond de billen en de borsten van Eva de lekkerste van allemaal. Eva ze