9. het gesprek
Abram was een nakomeling van Sem, de oudste zoon van Noach. Abram woonde in de stad Ur. Op een dag liep hij daar professor Dijkgraaf tegen het lijf. Je zult wel denken: maar die Dijkgraaf, van die tuin van Adam en Eva, die zal toch al duizenden jaren geleden zijn gestorven? De professor zegt echter: 'tijd is een dimensie'. Dat is behoorlijk moeilijk te begrijpen, maar het verklaart misschien waarom hij daar dus in Ur was.
Voor de professor is tijd een dimensie, maar Abram was ook al behoorlijk op leeftijd. Hij wist van de tuin, want het verhaal daarover was van generatie op generatie doorverteld. 'Ach, die prachtige tuin!' zei Abram tegen professor Dijkgraaf. 'Nou', lachte de professor, 'die is inmiddels anders flink verwilderd! Maar ik weet wel een ander stukje land. Dat lijkt op de tuin.' De professor wees Abram met zijn had welke kant Abram moest gaan om het land te vinden.
Abram was door het dolle! Op mijn magere benen wandelde hij snel naar huis om aan Sarai, zijn vrouw, te vertellen dat er land voor ze was, dat leek op de tuin! 'De tuin, Sarai, de tuin!' Abram was weliswaar behoorlijk op leeftijd, arm was hij niet. Toen hij uit Ur vertrok naar het beloofde land, bestond zijn karavaan uit vee en verschillende knechten. Het leek een klein klusje: een stukje rijden naar een land verderop. Het zou er echter een queeste opleveren die al duizenden jaren en tot op de dag van vandaag voortmoddert.
Reacties
Een reactie posten