34. de honger
Safenat-Paneach - zeg maar Jozef - liet grote graanschuren aanleggen. Een aanzienlijk deel van de oogst liet hij daar opslaan voor slechte tijden. Met zijn kijk op de natuur had hij aangevoeld dat die slechte tijden eraan kwamen. Uiteraard had hij gelijk. De slechte tijden waren slechter dan de goede tijden goed geweest waren. Hij hield de schuren gesloten, tot de honger zo hevig was dat hij een heel klein deel van de voorraad ging verkopen. Mondjesmaat!
De honger heerste niet alleen in Egypte, ook oostwaarts, in het land van Jozefs vader Israël. Israël stuurde al haar zoons naar Egypte om er graan te kopen. Alleen Benjamin hield ze bij zich. Haar verdriet om Jozef was nog even groot als vlak na de aankondiging van zijn dood.
De broers meldden zich bij Jozef. Ze herkenden hem niet, maar hij hen wel. 'Israël stuurde ons, al zijn zoons, om u te smeken om graan', zeiden ze. 'Nee', zei Jozef. 'Er mist één zoon. Benjamin ontbreekt.' De broers hadden al gehoord over de voorspellende gaven van Safenat-Paneach, maar dit verbijsterde ze. 'Hoe...? Maar...?' stamelden ze.
'Ik hou Simeon hier', zei Jozef. 'Jullie krijgen graan van mij mee. Als jullie meer graan willen of als jullie Simeon terug willen zien, keer dan terug met Benjamin.' Wat konden de broers doen? Het was Safenat-Paneach die de sleutels van de graanschuren had. Er zat niks anders op dan terug te keren naar Israël.
Reacties
Een reactie posten