10. de zus
Abram en zijn karavaan reisden steeds verder naar het zuidwesten, in de richting die de professor gewezen had. Was Abram daar net een beetje gesetteld, brak er een hongersnood uit! Opnieuw pakten Abram en de troupe hun boeltje en vertrokken. Zuidwestwaarts, uiteraard, tot in Egypte. Iedereen weet dat Egypte een grote verzengende zandvlakte is waar één rivier doorheen kronkelt. Aan die rivier woont de Farao met zijn volk.
Abram maakte zich zorgen omdat hij Sarai bij zich had. Sarai was een prachtige, nobele vrouw, die door elke man begeerd werd. Abram vreesde dat die Egyptische barbaren hem, Abram, zouden doodslaan om hem zodoende zijn vrouw te ontfutselen. Abram verzon een list. Hij zei tegen Sarai: 'zeg maar dat je mijn zus bent, want dan laten ze me wel met rust!'
Abram had het goed gezien. De komst van de prachtige, nobele Sarai was al snel zelfs bij de Farao bekend. De Farao liet Sarai ophalen, in ruil voor schapen, geiten, runderen, ezels, slaven, slavinnen, ezelinnen en kamelen. Sarai viel goed in de smaak bij de Farao. Het verhaal vertelt niet wat Sarai ervan vond, maar de Farao kreeg het voor elkaar om zijn koninklijke penis bij haar binnen te drijven.
Niet veel later werd de Farao en zijn hele hof getroffen door allerlei plagen. Wij zouden zeggen: welke nieuwe seksueel overdraagbare aandoening heeft Sarai uit het oosten naar Egypte gebracht, maar de geplaagde Farao had een ander inzicht. Hij ontbood Abram bij zich en zei: 'waarom had je me niet verteld dat Sarai je vrouw is en niet je zus? Neem haar maar weer mee en verdwijn!'
Reacties
Een reactie posten